zone van turbulenties rond de evenaar
Lord Kelvin beschreef in 1879 al dat stromingen in het noorden van het kanaal net iets trager waren dan ten zuiden ervan. Hij vond dat dit een logisch gevolg was van de Coriolis-versnelling die water ondervindt door het draaien van de aarde rond haar as. Het duurde tot in 1968 voor werd vastgesteld dat er overal ter wereld lucht- en waterstromingen zijn. In het noordelijke halfrond bewegen die oostwaarts, in het zuiden westwaarts. In de stille oceaan vloeien die in elkaar over en veroorzaken wervelingen in het water. Dat leidt tot de afwisseling tussen El Niño en La Niña.
Maar daarmee was het raadsel nog niet beschreven en onderbouwd. Daar is nu verandering in gekomen uit een redelijk verrassende hoek, nl. de kwantummechanica.
Vorige winter beschreven Brad Marston (Brown Theoretical Physics Center) en David Tong (University of Cambridge) de wervelingen van oceaanwater en lucht in de atmosfeer en stratosfeer. Ze deden hiervoor beroep op dezelfde vergelijkingen als Klaus Von Klitzing (University of Oxford) in 1980 gebruikte om het Hall effect te beschrijven van elektronen aan de oppervlakte van een afgekoelde supergeleider. Zet dit ons op weg om grootschalige veranderingen in weer en klimaat op een totaal nieuwe manier te beschrijven en te voorspellen?
Dit nieuwe inzicht, nl. dat fysieke elementen in water en lucht zich gedragen volgens dezelfde wetten en wiskundige modellen als elektronen op een “topologische isolator**” zet nu wetenschappers aan om te simuleren hoe plasma’s zich gedragen in de ruimte of kort na het ontstaan van het heelal.